In deze les ga ik je leren hoe je rond kunt haken. Rond haken is helemaal niet moeilijk, maar is wel handig om te kunnen. Dit is handig aangezien je onder andere poppetjes, diertjes en mutsen rond haakt.

Rond haken kun je op twee manieren beginnen.

Manier 1: Een magische ring.

Deze ring begin je eigenlijk hetzelfde als een opzetlus. Je legt het uiteinde van de draad over de draad heen, waardoor een lusje ontstaat. Nu vouw je het lusje als het ware dubbel en hou je als het goed is een rondje over met een draadje in het midden. Haal je haaknaald onder het draadje door. Gewoonlijk zou je de lus nu aantrekken, maar dat is nu niet de bedoeling! We gaan nu namelijk haken in de lus.

Je haakt nu een losse, dit doe je omdat je nu een mooi strak lusje om de haaknaald hebt zitten.

Nu kun je doen wat je patroon aangeeft. Geeft jouw patroon bijvoorbeeld aan dat je 6 vasten moet haken in de ring. Dan haak je nu dus 6 vasten.

Als je dit hebt gedaan kun je aan het losse draadje trekken en als het goed is sluit de ring nu. Je kunt de ring nu mooi sluiten door een halve vaste te haken, maar als dit niet in je patroon staat, hoeft dit niet.

Manier 2: Meerdere vasten haken in een losse.

Deze manier gebruik ik zelf het liefst, omdat de vorige manier wat meer priegelwerk is.

Je haakt 2 lossen. Nu ga je vasten (of een andere steek) haken in de 2^e losse vanaf de haaknaald. Hoeveel je er gaat haken ligt eraan hoeveel je patroon aangeeft dat je er moet haken. Als je patroon bijvoorbeeld zegt: haak 6 vasten, dan haak je 6 vasten in de 2^e losse vanaf de haaknaald. Je zou de ring nu nog kunnen sluiten met een halve vaste, maar als dit niet in je patroon staat, hoeft dit niet.

Ik gebruik zelf het meeste manier 2, behalve als ik iets maak waarbij ik de ring echt helemaal gesloten wil hebben. Gebruik je manier 2 dan heb je meestal een iets groter gaatje in het midden, maar voor een muts of een knuffeldiertje maakt dit niet zoveel uit.